De prijs was vastgesteld op 246 euro, het maximum voor dit type woning, maar de vrouw verhoogde de prijs tot 700 euro met een ander contract voor meubilair en gemeenschappelijke uitgaven.
De provinciale rechtbank van Bilbao heeft het beroep van een huurder toegewezen en de huur van 700 euro per maand in een huurcontract voor gesubsidieerde woningen (VPO) nietig verklaard, waardoor de huisbazin 19.522 euro moet terugbetalen. De uitspraak vernietigt daarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg nr. 4 in Bilbao, die de vordering van de gedupeerde partij had afgewezen.
In mei 2023 wees de rechtbank van eerste aanleg nr. 4 in Bilbao een vonnis waarin de vordering van de man tegen zijn hospita in verband met een huurcontract voor gesubsidieerde woningen werd afgewezen.
Volgens de eiser was de in 2015 ondertekende huurovereenkomst in strijd met de regelgeving, want hoewel er formeel een huurprijs van 246 euro was overeengekomen – het maximaal toegestane bedrag voor dit type woning – werd er parallel een andere huurovereenkomst voor meubilair en gemeenschappelijke uitgaven opgesteld voor 454 euro, waardoor de maandelijkse huur in de praktijk werd verhoogd tot 700 euro. Toen het contract in 2019 afliep, eiste de man het teveel betaalde bedrag van 19.522 euro terug, maar hij kreeg geen positief antwoord van de huisbazin.
Gedrag te kwader trouw
De eerste uitspraak van de rechtbank sprak de vrouw vrij, met dien verstande dat beide partijen deze contractuele formule uit vrije wil hadden aanvaard en dat een vordering op basis van wat zij omschreef als kwade trouw dus niet geldig was. De getroffen partij, vertegenwoordigd door zijn advocaat, ging echter in beroep en beweerde dat er een fout was gemaakt bij de beoordeling van het bewijsmateriaal en dat er sprake was van een inbreuk op de regelgeving inzake sociale huisvesting.
De zaak werd vervolgens voorgelegd aan de provinciale rechtbank van Bizkaia. Deze rechtbank oordeelde in het voordeel van de huurder, omdat ze van mening was dat de huurprijs van 700 euro die in de contracten was vastgelegd, een directe schending was van de regelgeving voor gesubsidieerde huisvesting, aangezien deze ver boven het wettelijke maximum lag.
Het vonnis verklaart de contracten nietig die deze verkapte huur ondersteunden, gestructureerd in twee documenten – een voor de huur van de woning en de andere voor meubilair en gemeenschappelijke uitgaven – die volgens de hospita zelf deel uitmaakten van dezelfde economische overeenkomst. Het vonnis benadrukt dat, zelfs als de huurder op de hoogte was van deze formule en deze had geaccepteerd, de wet duidelijk is: elk beding dat inhoudt dat er meer dan het geschatte bedrag in rekening wordt gebracht in een sociale huurwoning is nietig.
Teruggave van 19.522 euro
Als gevolg hiervan is de vrouw veroordeeld tot terugbetaling aan de man van de 19.522 euro die te veel is betaald gedurende de jaren dat het contract van kracht was, samen met de bijbehorende wettelijke rente. Daarnaast stelde de rechtbank vast dat de appellant in deze tweede aanleg niet in de kosten wordt veroordeeld en veroordeelde de rechtbank de teruggave van de waarborgsom die hij in beroep had gestort.
De huurprijzen van woningen stegen met 4,4% op kwartaalbasis en met 9,7% in juni op jaarbasis, waarmee een nieuw hoogtepunt werd bereikt, tot 14,6 euro per vierkante meter, volgens gegevens van het vastgoedportaal Idealista.
Op deze manier heeft het Hof een duidelijk precedent geschapen in de toepassing van de regelgeving voor sociale huisvesting: de wil van de partijen kan niet worden opgelegd aan de grenzen die door de wet zijn vastgesteld. De uitspraak, hoewel vastberaden in zijn conclusie, laat de mogelijkheid open voor de hospita om in beroep te gaan bij het Hooggerechtshof, binnen twintig werkdagen na kennisgeving van de uitspraak.